BIPOLAIRE STOORNIS - BEHANDELING

Let op: Deze pagina bevat verouderde informatie. De NVvP werkt momenteel aan nieuwe content.

De bipolaire stoornis is meestal goed te behandelen. Bij zo’n zeventig procent van de patiënten hebben behandelingen een gunstig effect. Een combinatie van medicijnen en praten met een therapeut werkt het beste.

Sommige patiënten moeten worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Als u in acuut (levens)gevaar bent, kunt u gedwongen worden om zich te laten opnemen. Als u veel alcohol en/of drugs gebruikt, wordt het moeilijker om u goed te behandelen.

1. Behandeling met medicijnen
Iemand met een bipolaire stoornis krijgt vaak medicijnen. Deze medicijnen bestrijden de verschijnselen van de stoornis. Welke medicijnen u krijgt, hangt af van de verschijnselen waar u last van heeft. Soms krijgt u een combinatie van meerdere medicijnen voorgeschreven.

Maar medicijnen hebben ook bijwerkingen. Uw eigen behandelaar kan u uitleggen wat de eventuele bijwerkingen van uw medicijnen zijn. De bijwerkingen treden lang niet bij iedere patiënt op en ook niet altijd even sterk. Ze kunnen ook tijdelijk zijn. Als u veel last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u samen met uw behandelaar, manieren zoekt om de bijwerkingen te verminderen.

2. Stemmingsstabilisatoren
Stemmingsstabilisatoren hebben effect op uw stemming, maar hun belangrijkste rol is om te voorkomen dat u nieuwe ziekteperioden krijgt. Als u een stemmingsstabilisator krijgt om te voorkomen dat u weer last krijgt van stemmingswisselingen, moet u deze middelen jarenlang gebruiken.

Stemmingsstabilisatoren werken bij manische en ook, hoewel vaak minder, bij depressieve ziekte episoden. De drie bekendste stabilisatoren zijn lithium, carbamazepine en valproaat. We leggen hieronder uit hoe die werken.

Lithium
Een belangrijk medicijn bij de behandeling van de bipolaire stoornis is lithium. U krijgt lithium vooral om te voorkomen dat u nieuwe stemmingsschommelingen krijgt nadat u bent hersteld van de manie of de depressie.

Lithium werkt pas als precies de goede hoeveelheid van het middel in uw bloed voorkomt. Het bepalen hoeveel lithium u moet krijgen, heet het ‘instellen’. Dit moet heel nauwkeurig gebeuren. 
Omdat de dosering van lithium aan nauwe grenzen is gebonden, is het belangrijk dat zowel het instellen op lithium als de verdere controle zorgvuldig medisch wordt begeleid. Daarom wordt u bloed regelmatig gecontroleerd.

Soms duurt het een tijd voor het middel begint te werken. De meest voorkomende bijwerkingen van lithium zijn veel dorst hebben, veel plassen, zwaarder worden, een opgeblazen gevoel in de maag hebben en trillen.

We adviseren u om niet zelf te besluiten om te stoppen met lithium of meer of minder ervan te gaan gebruiken. Doe dit alleen nadat u dit heeft besproken met uw behandelend psychiater.

Lees hier meer over gebruik, werking en bijwerkingen van lithium.

Carbamazepine
Als lithium niet goed werkt of te veel bijwerkingen veroorzaakt, wordt vaak carbamazepine voorgeschreven. Dit middel heeft hetzelfde effect als lithium: het helpt tegen ernstige stemmingsschommelingen. De voornaamste bijwerkingen zijn: duizeligheid, sufheid, moeheid en misselijkheid.

Ook het instellen op en begeleiden van de behandeling met carbamazepine moet onder regelmatige medische controle te gebeuren.

Lees hier meer over gebruik, werking en bijwerkingen van carbamazepine.

Valproaat
Een tweede alternatief voor lithium is valproaat. Ook dit middel werkt tegen zowel manie als depressie. De voornaamste bijwerkingen zijn misselijkheid, veranderingen van de eetlust, diarree, obstipatie en sufheid. Ook het instellen op en begeleiden van de behandeling met valproaat moet onder regelmatige medische controle te gebeuren.
Voor valproaat geldt een waarschuwing van gebruik van dit middel door meisjes en (zwangere) vrouwen. Valproaat kan leiden tot geboorteafwijkingen en ontwikkelingsstoornissen bij babies.

Lees hier meer over gebruik, werking en bijwerkingen van valproaat.

3. Combinaties van stemmingsstabilisatoren
Het kan voorkomen dat lithium, carbamazepine of valproaat niet goed bij u werken, of dat u veel meer last van de bijwerkingen heeft dan te verwachten is. Dan kan uw behandelaar een combinatie van twee, of zelfs drie middelen voorschrijven, of een combinatie van een stemmingsstabilisator en een ander middel. Als u een combinatie krijgt, kan de dosering per middel eventueel lager uitvallen.

Sommige bijwerkingen kunnen worden voorkomen als u meerdere medicijnen tegelijkertijd gebruikt. Maar andere bijwerkingen kunnen elkaar ook versterken.

4. Stemmingsstabilisatoren: zwangerschap, bevalling en borstvoeding

  • Als u niet zwanger wil worden: lithium en valproaat hebben geen invloed op de anticonceptiepil. Carbamazepine kan de anticonceptiepil onbetrouwbaar maken. In dat geval moet u een zwaardere pil of een andere vorm van anticonceptie gebruikt moet worden.
  • Als u wel zwanger wil worden: bespreek uw kinderwens met uw behandelaar als u stemmingsstalisatoren gebruikt. Dan kan hij er rekening mee houden bij het kiezen van de medicijnen. Geen enkele stemmingsstabilisator is volledig veilig in de zwangerschap. De risico’s op een aangeboren afwijking zijn het kleinst bij lithium . Bij carbamazepine en meer nog bij valproaat bestaat een verhoogde kans op onder meer een spina bifida (een “open ruggetje”). Bij lithium bestaat er een kleine kans op een aangeboren hartafwijking. Voor- en nadelen van het gebruik van medicatie tijdens de zwangerschap moeten dus goed afgewogen worden. Het risico dat het medicijngebruik het ongeboren kind beïnvloedt staat tegenover het risico dat u opnieuw een ziekte-episode kan krijgen als u stopt met de medicijnen.
  • Bevallen en borstvoeding: als u medicijnen gebruikt voor uw stemmingsstoornis en u bent zwanger, dan moet u in het ziekenhuis bevallen. De kinderarts kijkt uw kind dan meteen na als het is geboren. Bij lithium wordt borstvoeding over het algemeen afgeraden. Bij de andere twee middelen kunt u eventueeel wel borstvoeding geven.


5. Overige medicijnen bij acute ziekteverschijnselen

Er zijn ook andere medicijnen die vaak gebruikt worden bij de behandeling van acute episoden: antidepressiva, antipsychotica en benzodiazepinen.

Antidepressiva
Antidepressiva zijn de belangrijkste medicijnen tegen depressies. De toepassing ervan moet zorgvuldig gebeuren, want antidepressiva werken anders als iemand een bipolaire stoornis heeft. Bij iemand met een bipolaire stoornis kan een antidepressivum de depressie echter doen omslaan in een manie, of kan het leiden tot het sneller achter elkaar optreden van ziekte-episoden van een stemmingsstoornis. Antidepressiva mogen daarom bij een bipolaire stoornis in principe alleen gebruikt worden in combinatie met lithium, carbamazepine of valproaat. Ook worden ze meestal minder lang achtereen gebruikt dan bij een ‘gewone’ depressie.

Ook antidepressiva kunnen bijwerkingen hebben, die soms eerder optreden dan de hoofdwerking. De voornaamste bijwerkingen zijn: hartkloppingen, duizeligheid, droge mond, wazig zien, sufheid, slaperigheid, moeite met plassen en poepen, misselijkheid, hoofdpijn en minder zin in seks.

Antipsychotica
Antipsychotische medicijnen zijn de belangrijkste medicijnen tegen psychotische verschijnselen. Ze worden ook gebruikt om een manie te bestrijden. U merkt het effect pas een paar dagen nadat u dit middel gaat gebruiken. Er zijn klassieke (oudere) en meer moderne antipsychotische medicijnen:

  • De oudere antipsychotische medicijnen kunnen een depressie verergeren. Voornaamste bijwerkingen van de oudere middelen zijn: lichamelijke onrust, stijfheid van de spieren en spierkrampen, met kleine pasjes en voorovergebogen lopen, trillen en (pas later merkbaar) optreden van onregelmatige en onwillekeurige bewegingen vooral in het gezicht. Mensen met een bipolaire stoornis kunnen extra gevoelig zijn deze bewegingsstoornissen.
  • De modernere middelen kunnen bij een bipolaire stoornis wel als een antidepressivum werken. Bijwerking van deze medicijn is dat u er zwaarder van wordt.
  • Zowel bij de oudere als bij de moderne antipsychotica zijn de voornaamste bijwerkingen: meer speeksel produceren, sufheid en slaperigheid, minder intensieve gevoelens hebben (met andere woorden: het gevoel wordt vlakker), seksuele stoornissen.


Benzodiazepinen

Benzodiazepinen verminderen angst en werken ook als slaapmiddel. Ze werken niet tegen de depressie zelf, maar wel tegen sommige verschijnselen van een depressie. Daarnaast worden deze medicijnen als slaapmiddel en extra kalmerend middel gebruikt, bijvoorbeeld bij een manie.

  • Voordeel is dat deze middelen sneller werken dan antidepressiva en antipsychotica. Daarom worden ze nogal eens gebruikt ter overbrugging van de periode waarin de andere medicijnen nog niet werken.
  • Belangrijk nadeel van deze medicijnen is dat er bij langer gebruik gewenning kan optreden. Dan heeft u meer van het medicijn nodig heeft om hetzelfde effect te bereiken.
  • De voornaamste bijwerkingen zijn sufheid en slappere spieren.


Deze medicijnen kunnen tijdelijk nodig zijn naast een stemmingsstabilisator. Soms is nodig om de medicijnen langer te slikken, om te voorkomen dat een depressie of een manie terugkomt. 

6. Gesprekstherapie
We weten dat patiënten met een bipolaire stoornis vaak goed geholpen zijn door een combinatie van medicijnen en een aantal gesprekken met een behandelaar. Dat laatste noemen we ‘gesprekstherapie’.

Voor veel patiënten zijn met een aantal eenvoudige, steunende gesprekken met hun behandelaar al voldoende.
Soms is een meer systematische vorm van gesprekstherapie nodig: psychotherapie. Bij psychotherapie voert u een gesprekken met een psycholoog/psychotherapeut of psychiater. In deze gesprekken bespreekt u de psychische en sociale oorzaken van uw stoornis. Samen met uw therapeut onderzoekt u of u op een andere manier tegen het leven aan kan kijken, en zoekt u naar (andere) manieren om met uw stoornis om te gaan.