Er is niet duidelijk één oorzaak van de gegeneraliseerde angststoornis te geven. Waarschijnlijk ontstaat deze stoornis door een combinatie van factoren.
Erfelijkheid: ermee geboren worden
Uit diverse onderzoeken is bekend dat erfelijkheid een rol speelt bij het ontstaan van de stoornis. Kinderen van een ouder met een dergelijke angststoornis hebben een verhoogde kans om ook een angststoornis te krijgen. Dit gebeurt echter niet altijd. Waarschijnlijk erven deze kinderen de gevoeligheid om een gegeneraliseerde angststoornis te ontwikkelen van hun ouders.
Omgevingsfactoren: heftige gebeurtenissen in een mensenleven
Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Sommige mensen krijgen de eerste angstklachten na een heftige levensgebeurtenis of na stress. Bijvoorbeeld een lichamelijke ziekte, een verhuizing, stress op het werk of verlies van een dierbaar persoon. Waarschijnlijk zorgt stress er bij mensen die al een erfelijke gevoeligheid hebben om een gegeneraliseerde angststoornis te krijgen voor dat ze die dan ook daadwerkelijk ontwikkelen.
Wat gebeurt er in de hersenen?
Bij mensen met een gegeneraliseerde angststoornis is nog niet veel onderzoek gedaan naar de functie van de hersenen. Uit biologisch onderzoek dat wel is gedaan, blijkt dat verschillende neurotransmitters (boodschapperstoffen in de hersenen) bij de gegeneraliseerde angststoornis ‘uit balans’ zijn. De hersencellen van mensen met gegeneraliseerde angststoornis reageren anders op deze stoffen dan bij mensen zonder angsten. In bepaalde situaties reageren ze sneller en heviger, en ze zijn minder gevoelig voor de rustgevende boodschapperstof. Met een goede behandeling kunnen de angstverschijnselen afnemen en wordt de balans weer hersteld. Dit gebeurt zowel met een behandeling met medicijnen als met gedragstherapie.