GEGENERALISEERDE ANGSTSTOORNIS - BEHANDELING

De gegeneraliseerde angststoornis is goed te behandelen. Afhankelijk van de verschijnselen en de ernst van de aandoening bestaat de behandeling uit cognitieve gedragstherapie, medicatie, of een combinatie van beide. Door de behandeling nemen de angsten, de lichamelijke klachten, het piekeren en tobben af en gaat u beter slapen. Ook krijgt u minder last van vermijdingsgedrag.

Cognitieve gedragstherapie
Met deze therapie leert u omgaan met piekergedrag en hoe u uw gedachten kunt bijstellen dat u probleemsituaties niet aan zou kunnen. Verder leert u hoe u zich kunt ontspannen in alledaagse situaties en hoe u die situaties niet meer hoeft te vermijden. De behandeling bestaat uit verschillende onderdelen: leren minder te piekeren en zorgen te maken (cognitieve therapie), het aanleren van ontspanning (relaxatietraining), oefenen in angstwekkende situaties (exposure in vivo) en stoppen met vermijdingsgedrag (responspreventie).

Om effect te bereiken moet u veel oefenen. Cognitieve gedragstherapie is dus een vorm van behandeling waarbij uw actieve inzet wordt gevraagd. U moet ook huiswerkopdrachten doen. Een behandeling duurt meestal drie tot zes maanden. Het is zinvol dat u de oefeningen zelf blijft herhalen, eventueel met een opfrisbijeenkomst.  

1. Cognitieve therapie
Cognitieve therapie richt zich op de piekergedachten die u heeft. Twee voorbeelden van piekergedachten zijn: “als we maar levend terugkomen van die vakantie”, of “als mijn kinderen ziek worden en ik ben alleen met ze thuis, dan ben ik zo zenuwachtig dat ik niet meer weet hoe ik de huisarts moet waarschuwen.” U leert in cognitieve therapie eerst om deze piekergedachten te herkennen en te koppelen met angstwekkende situaties (een vakantie op de bonnefooi; een man die later thuiskomt dan gepland; alleen thuis zijn met een kind dat ziek wordt). Bij de volgende stap leert u dat deze piekergedachten vaak niet realistisch zijn. U leert hoe u ze kunt vervangen door meer realistische gedachten waar u niet zo angstig van wordt.

2. Relaxatietraining
Bij relaxatietraining leert u ontspanningsoefeningen. U oefent die eerst thuis, en past ze later toe in het dagelijkse leven. Mogelijk leert u ook ademhalingsoefeningen, want u bent meer ontspannen als u rustiger ademt.

3. Exposure in vivo en responspreventie
Bij “exposure in vivo” oefent u met situaties die u griezelig vindt. U begeeft zich in die situatie zonder dat u geruststelling kunt zoeken in uw gebruikelijke gedrag. Een voorbeeld: u weet een bepaalde tijd niet weet waar uw partner is, en in de oefening mag u niet navragen waar hij is, of hem even op zijn mobiele telefoon bellen. U begint met de minst moeilijke situaties, en  geleidelijk wordt het moeilijker. U oefent met zolang mogelijk in een die situatie te blijven, zodat u merkt dat de angst afneemt en de situatie eigenlijk helemaal niet angstwekkend is. Op deze manier dooft de angst geleidelijk uit.

Medicijnen
Bij de behandeling van de gegeneraliseerde angststoornis worden vooral zogenaamde antidepressiva gebruikt. Deze medicijnen zijn oorspronkelijk ontwikkeld zijn voor de behandeling van depressie, maar ze blijken ook effectief bij te helpen tegen gegeneraliseerde angststoornissen.

Opbouwen van medicijnen leidt in het begin mogelijk tot meer angst
Als u met medicijnen begint, bouwt de arts de dosering ervan geleidelijk op. Het duurt even voordat u de positieve effecten merkt, pas na enkele weken. In het begin kunnen uw klachten juist erger worden. Meestal neemt dat in de loop van enkele dagen tot weken weer af. Als uw angsten heel veel erger worden, kunt u in overleg met uw arts overwegen om de medicijnen meer geleidelijk op te bouwen. Eventueel schrijft de arts een angst-reducerend middel voor naast de antidepressiva. U krijgt zo´n middel maar een paar dagen tot maximaal drie weken omdat ze vervelende bijwerkingen hebben. U voelt zich er suffer van, u gaat er minder helder van nadenken en het risico bestaat dat u er verslaafd aan raakt.

Wanneer merkt u of de medicijnen werken?
Het gunstige effect van de antidepressiva op de angsten treedt na zes tot acht weken op. Dan voelt u zich minder angstig en nerveus, u piekert minder en heeft minder lichamelijke klachten. Als het medicijn niet of niet genoeg werkt, kan de arts eerst de dosering verhogen. Als ook dit niet het gewenste effect heeft, kan de arts u een ander middel geven.

Hoe lang krijgt u medicijnen?
In het algemeen wordt aangeraden de antidepressiva minstens een jaar door te blijven gebruiken. Daarna kunt u eventueel geleidelijk in een aantal maanden afbouwen. Bij veel mensen blijven de klachten daarna weg. Soms komen de klachten weer terug+ dan is er een langere behandeling nodig.

Bijwerkingen van medicijnen
Zoals alle medicijnen hebben antidepressiva bijwerkingen. De gevoeligheid voor bijwerkingen is per persoon erg verschillend. Er zijn ook mensen die helemaal geen last van bijwerkingen hebben.

  • Vooral in het begin van de behandeling kunt u last krijgen van misselijkheid, duizeligheid, diarree of obstipatie. In het algemeen nemen deze klachten af na enkele dagen tot weken.
  • Langer bestaande bijwerkingen kunnen zijn: zwaarder worden en minder zin in seks hebben.
  • De combinatie van antidepressiva met andere medicijnen, of kruiden tegen angst en depressie zoals Sint Janskruid, of met alcohol of drugs kan voor vervelende bijwerkingen zorgen. Overleg daarom met uw arts als u naast antidepressiva ook andere middelen gebruikt.
  • Als u veel last heeft van de bijwerkingen en het lang duurt voor ze over gaan, kunt u met uw arts bespreken of u kunt overstappen op een ander medicijn.Sommige patiënten slikken langdurig medicijnen omdat de angstklachten steeds terugkomen. Uit ervaring weten we dat dit niet gevaarlijk is voor de gezondheid. Ook kunt u niet verslaafd worden aan deze medicijnen.
  • Belangrijk is verder te weten dat als u plotseling stopt met deze medicijnen, u last krijgt van zogenaamde onttrekkingsverschijnselen. Voorbeelden zijn duizeligheid, opvliegers, trillen, onrust, “elektrische schokjes”. Stop daarom nooit plotseling met de medicijnen en overleg eerst met uw arts als u wilt stoppen.


Hoe gaat het verder na de behandeling?

Als uw behandeling stopt is het mogelijk dat uw angsten wegblijven of sterk verminderd zijn. Helaas is dat niet altijd het geval: klachten kunnen ook weer terugkomen. Dan helpt het om een aantal “opfris” bijeenkomsten van de cognitieve gedragstherapie te doen of opnieuw medicijnen te nemen.