1891 - ‘We cannot be said to possess any real knowledge’
Bij aanvang van het laatste decennium van de 19e eeuw, twintig jaar na oprichting van de NVP, was er niet veel reden om te juichen over de situatie betreffende de zorg rond krankzinnigheid. Gehoopte verbeteringen op grond van de Tweede Krankzinnigenwet bleven uit, sterker nog, volgens o.a. G. Jelgersma was de wet in vele opzichten eerder een hinderpaal dan een hulp en dwarsboomde het de professionele en wetenschappelijke ontwikkeling van het vak, vooral vanwege de rechtelijke bemoeienis rond opname, en de wettelijke scheiding tussen krankzinnigen en niet-krankzinnigen.
De noodzakelijke ‘gekverklaring’ leidde tot angst en stigma bij de burgerij, iets waar Schroeder van der Kolk al op had gewezen. De gestichten zaten volgens hem vol met moeilijk geneesbare, chronische lijders, wat de reputatie van gesticht noch vak goed deed: ze functioneerden volgens hem als bewaarplaatsen voor de onherstelbaren.
1892 - Max Nordau: Entartung
Het boven beschreven pessimisme, zo zou je kunnen zeggen, werd via de degeneratieleer in het lichaam gematerialiseerd. De bakermat van deze theorie lag in hetzelfde land dat zo hoopvol krankzinnigheid in het medische domein had getrokken met de traitement moral: Frankrijk.
Degeneratie was een proces waarbij moreel en fysiek verval met elkaar samengingen, en dat volgens de erfelijkheidsleer van Jean-Baptiste Lamarck (die beweerde dat verworven eigenschappen konden worden doorgegeven aan het nageslacht), van generatie op generatie werd overgedragen, met steeds infauster resultaat: van krankzinnigheid, naar idiotie, naar steriliteit, zo zouden de gedegenereerden uitsterven.
1894 - Ondertussen in Amerika
en waarschuwend woord voor de jubilerende NVvP: bedenk goed wie u uitnodigt op uw verjaardag. Gedenk de arme vakbroeders die zich, verblijd met het 50-jarig bestaan van de AMSAII, verzameld hadden om te proosten op een hoopvolle toekomst.
Ter gelegenheid was een van de meest vooraanstaande en bekende collega’s in het land, de in Philadelphia gevestigde neuroloog Silas Weir Mitchell. Zijn lezing had dermate impact, dat het julinummer van de Journal of Nervous en Mental Disease deze integraal publiceerde. Plaats uzelf even in de schoenen en zetels van de toch al belaagde gestichtsartsen als Weir Mitchell zijn betoog begint…
1896 - Psychiatrie en Neurologie verenigd
Winkler was misschien de meest uitgesproken vertegenwoordiger van de neurologische richting in de psychiatrie in Nederland, maar hij stond niet alleen. Neurologie was een vak in opkomst waarvan veel werd verwacht. Het was de vereniging meer dan duidelijk dat de wetenschappelijke grondslagen en activiteit verbeterd moesten worden, en men stelde alles in het werk om de voorwaarden daartoe te scheppen.
1899 - Gesticht Bloemendaal verbouwt twee paviljoens t.b.v. bedverpleging
Hoe zat het met de daadwerkelijke behandeling in de gestichten aan het einde van de 19e eeuw? Zowel in de rapporten uit het gesticht als ook de literatuur in de Psychiatrische Bladen of the Asylum Journal valt op dat er veel aandacht is voor de juiste inrichting en bouw van het gesticht. Dit sluit aan bij de theorievorming rond de zedenkundige behandeling waarbij rust en orde voorop stonden.
De (morele) kwaliteiten van verpleegkundigen en artsen en de juiste gezagsverhoudingen daartussen waren naast het streven naar non-restraint de belangrijkste pijlers daarvan. In het laatste decennium begon de opkomst van de natuurwetenschappelijke benadering ook deze praktijk te beïnvloeden.
1899 - Kraepelin verdeelt de waanzin in tweeën
In 1899 bracht Emil Kraepelin de zesde editie van zijn leerboek Psychiatrie: Ein Lehrbuch für Studirende and Aerzte uit. Volgens Kendler maakt dit boek aanspraak op de titel ‘meest invloedrijke werk in de geschiedenis van de psychiatrie’. Kraepelin brak met de in de 19e eeuw gebruikelijke nosologische aanpak om aandoeningen te groeperen volgens symptomatische overeenkomst, en volgde de door Kahlbaum en Hecker voorgestelde methode om afzonderlijke ziekte-eenheden te onderscheiden. Doorslaggevend was zijn brede onderscheid tussen twee hoofdvormen van krankzinnigheid: Verrücktheid en Paranoide Formen Dementia Praecox.