1921 - 50 jaar NVvP(N)
Hoe stond het ervoor met de psychiatrie na 50 jaar NVvP(N)? Drie vooraanstaande leden bogen zich ter gelegenheid van de 50ste verjaardag over deze vraag: voorzitter L. Bouman, C. Winkler en G. Jelgersma (hun redes zijn terug te vinden in Psychiatrische en Neurologische Bladen nr. 25, opgeslagen in het nationaal archief te Den Haag, samen met het resterende archief van de NVvP).
Winkler beschreef de voortgang in de neurologie, Bouman vroeg zich af of het ‘huwelijk tusschen psychiatrie en neurologie, na zoovele jaren gelukkige vereeniging’ ontbonden moest worden. Jelgersma verwoordde het brede perspectief op de psychiatrie, een verbreding die, zoals in vorige afleveringen beschreven, na de eeuwwisseling voltrok zowel in de theorievorming als in de klinische en academische praktijken, en bijvoorbeeld in Amerika onder Meyer’s concept van psychobiologie werd geïntegreerd.
|
Gerbrandus Jelgersma (Lizzy Ansingh)
|
1922 - The Broadened Interests of psychiatry: over positieve en negatieve medicalisering
Heden ten dage draagt de term medicalisering een negatieve connotatie: zaken die we eigenlijk zelf zouden moeten opvangen samen met onze naasten, of met hulp uit andere domeinen zoals de sociale, worden ten onrechte in het medische domein getrokken, met negatieve uitkomsten: minder veerkracht, meer uitgaven, meer stigma.
De term medicalisering zelf is eigenlijk neutraal, en verwijst simpelweg naar het sociale proces waarbij bepaalde fenomenen tot het medische terrein worden gerekend. De presidentiële rede van Albert Barrett (Am J Psych juli 1922) is een voorbeeld van een positieve opvatting over medicalisering: het bereik van de psychiatrie is toegenomen, en dat is volgens Barrett goed zowel voor de behandelperspectieven van krankzinnigen als voor de samenleving als geheel, die op vele terreinen profijt kan hebben van de nieuwe inzichten vanuit de psychiatrie.
|
Albert Barrett
|
1922 - The Kingdom of Evils
Geschiedenis research lijkt soms op een boswandeling: het loont soms om zijpaadjes in te slaan. Tijdens het rondscharrelen in de geschiedenis van de Amerikaanse Mental Hygiene Movement stuitte ik op Elmer Southard, neuropsychiater, hoogleraar aan Harvard Medical School, president van de AMPA (voorloper van de APA), en directeur van de Boston Psychopathic Hospital vanaf 1912 tot aan zijn dood in 1920.
Hij schreef ook, samen met de maatschappelijk werker Mary Jarrett, een monumentale studie naar de sociale oorzaken van psychiatrische aandoeningen: The Kingdom of Evils: Psychiatric Social Work Presented in One Hundred Case Histories, Together with a Classification of Social Divisions of Evil.
|
Elmer Southard
|
1925 - William White gekozen tot president van de American Psychiatric Association
Bij de bespreking van Jaspers in de vorige aflevering merkten we al op dat ook de wetenschappelijke basis van de psychiatrie verbreed was, in natuur- én geesteswetenschap. Dit bleek o.a. uit het feit dat ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van de vereniging Freud en Jaspers tot erelid werden benoemd (met enige discussie, maar toch een grote meerderheid voor Freud).
Zelfs dé vertegenwoordiger van de neurologische richting, Winkler, stemde voor. Dit toont weer dat er binnen de geschiedenis van de vereniging vaker sprake is geweest van een brede, gevarieerde set perspectieven op psychiatrische problemen dan van één (reductionistische) visie. Pluralisme is in onze geschiedenis eerder regel dan uitzondering.
|
William White
|
1924 - Psychohygiëne en de eerste sociale psychiatrie
Volgens de Goei (dit proefschrift) is de enorme uitbreiding van de zorg voor de psyche buiten de muren van het gesticht en de ‘psychologisering’ van onze samenleving en taalgebruik voor een groot deel toe te schrijven aan de beweging voor psychische hygiëne of geestelijke volksgezondheid, de Nederlandse variant van de Amerikaanse Mental Hygiene Movement.
We zullen in volgende afleveringen stilstaan bij belangrijke figuren als Arie Querido en Kees Trimbos.
|
|
1926 - De actievere therapie
Volgens Vos vond er in het interbellum een ‘therapeutische opleving’ plaats, op 3 gebieden: somatische therapie, psychotherapie en de zogenaamde ‘actievere therapie’. Verderop zullen we op de eerste twee ingaan, die toen en nu de nodige controversiële aspecten bevatten, maar eerst zetten we de tegenwoordig minder bekende actievere therapie in het zonnetje.
De 'Aktivere Krankenbehandlung' was oorspronkelijk in 1924 door de Duitse gestichtsarts H. Simon, geneesheer-directeur van het gesticht in Gütersloh, ontwikkeld voor onrustige patiënten. Zinvolle en aangename bezigheden zouden deze patiënten tot orde, rust en een zeker verantwoordelijkheidsgevoel worden geconditioneerd.
|
Fré Dommisse
|
1926 - Erfelijkheid bij de mens en eugenetiek
Eén van de vertakkingen van de psychohygiëne was de theorie van de eugenetica, die streeft naar verbetering van de genetische samenstelling van een populatie. In de vorige aflevering werd al verwezen naar de rol van eugenetica bij sterilisaties bij psychiatrische patiënten in de VS, vooral in Californië. Maar ook in Europese landen als Frankrijk, Zweden, Noorwegen en Zwitserland werden alcoholici, epileptici, zwakzinnigen en armen gesteriliseerd.
In Nederland werden nooit wetten aangenomen die de sterilisatie van deze groepen goedkeurden. Wel waren er pleitbezorgers van de eugenetica, onder anderen bij de eerdergenoemde NVGV. De arts Marianne van Herwerden was in Nederland de meest uitgesproken pleitbezorger van eugenetica.
|
Marianne van Herwerden door onbekende fotograaf Het Utrechts Archief
|
1927 - Nobelprijs voor Wagner Jaureugg
Julius Wagner-Jauregg, die we eerder al tegenkwamen bij de bespreking van shellshock in de Eerste Wereldoorlog, was de eerste psychiater die de Nobelprijs ontving, voor zijn toepassing van de malariakuur bij de behandeling van dementia paralytica.
Sindsdien is die eer aan één andere psychiater te beurt gevallen, E. Kandel voor zijn onderzoek rond de fysiologische basis van het geheugen in neuronen. Soms wordt ook de naam van A.E. Moniz (1949) genoemd voor de lobotomie behandeling, maar Moniz was neuroloog (weliswaar in een tijd dat deze professies het terrein van de psychiatrie veel meer deelden dan nu).
|
Julius Wagner-Jauregg Photo from the Nobel Foundation archive
|
1929 - Zwarte Dinsdag en daarna: geld en de ggz
Tot nu toe hebben we in de tijdlijn weinig aandacht besteed aan economische factoren, terwijl iedereen die wel eens een dagelijks productielijst met DBC-codes heeft moeten aanleveren het belang van financiering en de ggz kent.
Bij onze geschiedschrijving (en in wat we lezen) neigen we als professionals naar ‘internalistische’ perspectieven: we beschrijven onze geschiedenis van binnenuit, door aandacht te besteden aan belangrijke figuren, hun daden en theorieën (door historici aangeduid als ‘great man history’) en welke stappen we als beroepsgroep genomen hebben om de (psychiatrische) wereld te verbeteren.
Om een completer beeld te krijgen hebben we natuurlijk ook goede kennis nodig van sociale, politieke, culturele en economische context, en een ‘externalistisch’ perspectief op het domein én onze professie.
Historisch-economische analyses zoals het proefschrift van Catharina Bakker “Geld voor GGZ: De financiering van de geestelijke gezondheidszorg en de invloed van geld op de zorgpraktijk (1884-1984)” leveren een vracht aan inzichten op. Wat kunnen we leren over het derde decennium van de twintigste eeuw?
|
Geld voor GGZ: De financiering van de geestelijke gezondheidszorg en de invloed van geld op de zorgpraktijk (1884-1984)
|
1930 - Bouman maakt zich zorgen over versnippering
Het zal u bij het voorafgaande misschien zijn gaan duizelen vanwege het groot aantal Vereenigingen dat het licht zag in de jaren twintig. Tijdens de algemene vergadering van de NVvPN van 1930 hield voorzitter Bouman zijn rede over de toekomst van de vereniging. De ‘toenemende belangstelling in de wetenschap der psycho-pathologie in ruimsten zin’ had geleid tot deze aanwas van verenigingen die hetzelfde, maar meer nauw begrensde, doel nastreefden als de NVvPN.
Hij wees erop dat de vereniging onvoldoende ruimte geboden had aan deze verschillende richtingen, maar desalniettemin vormde ze nog steeds het enige lichaam dat alle Nederlandse psychiaters, neurologen, gestichtsartsen en psychotherapeuten verenigde.
Wetenschappelijke vooruitgang leidde onvermijdelijk tot differentiatie en specialisatie, waardoor niemand het gehele vakgebied kon overzien, maar de samenwerking en communicatie tussen de verschillende interessegebieden moest worden verbeterd om versnippering te voorkomen.
|
K.H. Bouman
|